Zomertijd, wintertijd? Alle tijd. Altijd…

De weg door het labyrint, onderweg. De wijzers zijn van de klok gevallen. Wat is tijd? Voor alles is een tijd…

Er is zomertijd en wintertijd.
Een vóór en na die tijd.
Een haasttijd en ik heb alle tijd.
Een tijdloosheid.
Er is geen tijd… alleen maar jij.
De tijd staat stil of vliegt voorbij.

Voeg toe aan je favorieten: Permalink.

Reacties zijn gesloten.