‘Herken je dat? En (wanneer) wordt het milder?’ Vragen. Een zoektocht in rouw.

Rouw: Ieder heeft zijn eigen weg te gaan

‘Ik word elke ochtend wakker en dan is het er als een mokerslag. Alsof ik het iedere ochtend opnieuw hoor. Niet te doen, zo rauw. Herken je dat? En (wanneer) wordt het milder?’ De vragen zetten me aan het denken. Ze zijn afkomstig van iemand met rauwe rouw.

Ja, ik herken het. Het eerste deel van de vraag is gemakkelijk te beantwoorden.
Wordt het milder? Wanneer? Dat zijn vragen waar ik geen antwoord op weet.

‘Ieder rouwt op zijn manier, in zijn tempo… ik weet het niet, het is voor iedereen anders,’ zou ik kunnen antwoorden, maar ik besluit om haar te vertellen hoe het bij mij werkte.

Ik schrijf haar:
‘Elke ochtend was het eerste wat ik dacht: ‘Robbin’. En ik dacht: ‘Hoe begin ik deze dag? Wat moet ik, wat kan ik en wat doet er eigenlijk toe?’  Mijn gevoel en lichamelijke pijn gaan altijd nauw samen. Zo heb ik buikpijn als ik ergens tegenop zie en ben ik misselijk bij té moeilijke dingen. Mijn schouders hebben veel te dragen, waardoor ik chronisch nek- en  schouderpijn heb. Deze rouw voelt als messteken in mijn maag (bij jou de mokerslagen?) en ik belandde bij een hartspecialist vanwege pijn in mijn hart. Ik blijk een goed hart te hebben (mooi toch?) en ik vroeg de arts of het ‘broken heart’- syndroom echt bestaat. Ja dus. Gelukkig heeft dat bij mij niet doorgezet. Tijdelijke pijn. Tijdelijke rouw? Nee.

Elke avond zag ik ertegenop om naar bed te gaan. Want, zodra ik ging liggen, dacht ik: ‘Robbin’. En dan had dat niet met ‘koester de herinneringen’ te maken. Dat gemis, die leegte!

Op een ochtend werd ik wakker, en ik dacht: ‘Hee, ik heb gisteravond niet aan Robbin gedacht’.
Op een avond, toen ik in bed stapte dacht ik: ‘ach, ik heb vanochtend, en de hele dag nog niet aan Robbin gedacht’

Ik weet niet meer in tijd te denken. Heel globaal kan ik wel zeggen hoe het mij de eerste jaren is vergaan. Het eerste jaar na overlijden van Robbin heb ik als verdoofd doorgeleefd. Ik deed de dingen die moesten en ik werkte, ook weer met plezier en als ‘verwerking’.
Het tweede jaar kwam het gevoel misschien nog wel meer binnen. Dat intense gemis, missen. Na anderhalf jaar dacht ik ‘nu is het wel genoeg geweest, kom nu maar weer terug’.
Aan lotgenoten, na een lezing over rouw, vroeg ik: ‘hoe gaat het derde jaar?’ Het bleef stil in het zaaltje met veel aanwezigen.

Eerlijk gezegd, het leek in dat derde, en inmiddels het vierde jaar, met golven moeilijker te worden. De messteken werden intenser, maar kwamen minder vaak voor. Het leven is intenser geworden. Ik kan ook weer meer van mooie dagen en ontspannende activiteiten genieten. Ik doe zo min mogelijk aan oppervlakkige gesprekken, contacten hebben meer diepgang gekregen.

In het boek ‘Rouwen in de tijd’ schrijft Marinus van den Berg hoe je in een moeras belandt, daarna dwaalt in een doolhof, een tijd in een labyrint blijft. En dat je in de vertraagde tijd komt. Ik herken dat wel.

Het is fijn om te weten dat je uit het moeras komt. En op sommige dagen voel ik me er opnieuw in zitten, ben ik niet in beweging te krijgen, voel ik me verlamd door verdriet.

Gelukkig zijn er ook vuurplaatsen. Daar ontmoet ik gelijkgestemden of juist mensen die zo krachtig en kwetsbaar zich opstellen, dat ik me bij hen kan opladen. We delen verhalen en ervaringen. Daar zijn mensen die tijd hebben en luisteren.

Ieder rouwt op zijn manier, in eigen tempo. De een loopt snel, de ander hinkelt, net als in het ‘gewone’ leven. Maar dat wist je al. En of je nu snel of langzaam loopt, het is vallen en opstaan. En weer vallen….en opstaan…

Dit is hoe het bij mij werkte. Echte antwoorden heb ik niet.
Ik wens je heel veel kracht en zachtheid, lieve mensen die je steunen en vuurplaatsen met warmte.

Liefs voor jou in dit rauwe landschap van rouw.

Lieve groet,

Wilma ‘.

 

Voor wie mij en Robbin niet kent. Robbin is mijn jongste zoon. Hij is altijd 21 jaar gebleven.

Voeg toe aan je favorieten: Permalink.

Reacties zijn gesloten.